Tag Archief van: restauratie

In 2023-2024 is het Verschueren-orgel van de Christus Triumfatorkerk in Den Haag gerestaureerd. Het orgel werd in 1964 opgeleverd als opus 596 en valt als waardevol onderdeel van een rijksmonument mede onder de bescherming. Namens de Commissie Orgelzaken van VKB Kerkrentmeesters was Jaap Jan Steensma als adviseur bij de restauratie betrokken. Het werk werd uitgevoerd door de Verschueren Orgelbouw te Ittervoort. Het instrument is opnieuw in gebruik genomen op zaterdag 9 maart 2024, met een toelichting door Jaap Jan Steensma en een orgelbespeling door organisten Roelfien Folkersma, Christian Hutter, Martijn Pranger en Joël Boone.

Het Nieuwe Instituut, collectie Architectenbureau Drexhage, Sterkenburg, Bodon & Venstra / Archief, inv.nr. DSBVf130.

Een bijzonderheid is dat het uiterlijk werd ontworpen door architect Geert Drexhage (1914-1982), wiens archief bewaard wordt in Het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Hier werd ook de oorspronkelijke ontwerptekening van het orgel gevonden. Op deze tekening is te zien dat de speeltafel van het orgel (de plaats vanwaar de organist het instrument ‘bedient’) aanvankelijk ver van de orgelkasten geplaatst hadden moeten worden, zodat de organist vanachter het orgel ook aanwijzingen zou kunnen geven aan een zangkoor. 

Ontwerptekening van het orgel, Geert Drexhage, 1961.

Gedurende de voorbereiding op de bouw is besloten het instrument anders uit te voeren dan aanvankelijk was bedacht. Het belangrijkste verschil, dat grote invloed had op de technische aanleg en – in het verlengde daarvan – op het uiterlijk, was het besluit het orgel niet te voorzien van een electrische speeltractuur, maar van een mechanische. Om een en ander technisch mogelijk te maken, werden de kasten naast elkaar geplaatst, in plaats van ‘trapsgewijs’. De mechanieken kwamen in een koker te liggen, die in de lengte onder de orgelkasten ligt (in de lange poot van de ‘gekantelde hoofdletter-L’, zoals op de foto hierboven te zien).

De keuze voor de orgelmaker Verschueren, alsook de keuze voor een mechanische speeltractuur is exemplarisch voor de koerswijziging die in de jaren 1960 werd ingezet door de adviescommissie van de Gereformeerde Organistenvereniging.

Tijdens het werk stond het behoud van monumentale waarden, inclusief de oorspronkelijke intonatie, voorop. Bijzondere aandacht ging uit naar de elektrische registertractuur (de slepen worden bediend door elektromoren). De restauratie van het orgel werd mede mogelijk gemaakt dankzij een bijdrage van Het Cultuurfonds.

 

In 2023 is de restauratie van het grote orgel van de Utrechtse Pieterskerk opgeleverd door Elbertse Orgelmakers. Jaap Jan Steensma was als orgeldeskundige bij de werkzaamheden betrokken.

Het B. Pels & Zn.-orgel (1968) in de Pieterskerk Utrecht

Het orgel werd oorspronkelijk in 1968 gebouwd door B. Pels & Zn. uit Alkmaar, naar een ontwerp van ingenieur P. Kluyver (1909-1992), toenmalig hoofd van de Provinciale Planologische Dienst in Utrecht. Uit onderzoek in Het Utrechts Archief en in het orgelarchief van de Universiteitsbibliotheek Utrecht is gebleken dat ook de bekende en omstreden orgeladviseur mr. Arie Bouman bij het (klank)ontwerp van het orgel betrokken is geweest.

In 1965 werd eerst een schets gedeeld, die later dat jaar werd omgewerkt tot een voorlopig ontwerp. De verschillen zijn groot. Het orgel is, na verdere aanpassingen, uitgevoerd in lijn met het ontwerp rechts.

Onderdeel van de werkzaamheden door Elbertse Orgelmakers was een algehele schoonmaak, herstel van leren onderdelen en mechanieken en het vervangen van kunststof slepen door slepen van hout. Ook is een kleine registerwijziging toegepast: op het Bovenwerk de registers Sifflet 1’ en Nasard 1 1/3’ opgeschoven tot resp. Octaaf 2’ en Nasard 2 2/3’. De Vioolregaal 8’ is vervangen door een Basson-Hobo 8’; het afkomende register wordt bij het orgel bewaard. Klankmatige wijzigingen aan het orgel, in 1988 door Fama 7 Raadgever aangebracht in de Prestant 8’ (Hoofdwerk) en de Mixtuur (zowel Hoofdwerk als Bovenwerk), zijn nu ongedaan gemaakt. 

Het orgel is gepresenteerd tijdens een excursie voor de Historische Vereniging Oud Utrecht. Daarbij vertelde Jaap Jan Steensma over de geschiedenis van de orgels in de Pieterskerk en verzorgde de vaste organist van de kerk, Dick Duyst, de presentatie van de klank van het gerestaureerde instrument.

De restauratie werd mede mogelijk gemaakt dankzij een bijdrage van het Cultuurfonds, afdeling Utrecht.

In 1978 presenteerde Pels & Van Leeuwen een langspeelplaat om het 75-jarig bestaan van het bedrijf te vieren. De line-up, met organisten Feike Asma en Louis Toebosch, was heel bijzonder. Allebei golden ze als grootheden op orgelgebied, maar stilistisch waren ze totaal verschillend. Je zou denken dat Pels & Van Leeuwen hiermee de veelzijdigheid van het orgeltype wilde benadrukken.

Met een orgelconcert en -presentatie op vrijdag 3 juni 2022 is het gerestaureerde Knipscheer-orgel (1852) van de Dorpskerk in Vreeland weer officieel in gebruik genomen. In 2021 werd het orgel geheel gerestaureerd door de orgelmakers Elbertse Orgelmakers BV te Soest.

In 2019 verzorgde Jaap Jan Steensma het onderzoek en de planvorming ten bate van het uiteindelijk uitgevoerde project. Na een traject van fondsenwerving en een substantiële bijdrage van het fonds Erfgoedparels konden de plannen ten uitvoer komen. De noodzakelijke bouwkundige aanpassingen (het orgelbalkon moest waterpas worden gezet en worden geconsolideerd) werden uitgevoerd onder leiding van restauratie-architect Paul van Vliet.

Penningmeester Wim Fokker heet aanwezigen welkom. Foto: Maarten Bootsma.

De oorspronkelijke windvoorziening van het orgel werd gekopieerd naar de originele Knipscheer-balgen uit Muiden. Deze Muidense balgen waren in 1852 gemaakt voor het orgel van Vreeland, in de twintigste eeuw losgekoppeld en nadien hergebruikt in Muiden. Ontbrekende delen van de orgelkast zijn aangevuld, verdwenen registers zijn gereconstrueerd met behoud van oorspronkelijk materiaal en het orgel kreeg zijn piano-/forte-trede weer terug. De kleurige afwerking van het orgel werd gereconstrueerd door Gonny de Jongh van de fa. De Jongh.

Tijdens de presentatie op 3 juni vertelde Jaap Jan Steensma over de ontstaansgeschiedenis van het orgel en over de restauratie. RCE-deskundige Wim Diepenhorst, betrokken bij de restauratie, verzorgde het orgelspel bij die presentatie.

RCE-deskundige Klinkend Erfgoed aan het klavier. Foto: Maarten Bootsma.

Filmmaker Jelle van Doornik maakte naar aanleiding van de restauratie de documentaire ‘Nieuwe Luister’. Deze documentaire ging tijdens de bijeenkomst op 3 juni in première.

Over de presentatie van het orgel schreef journalist Peter Schat een prachtig artikel in de Gooi- en Eemlander (betaalmuur).

Gesprekken na afloop; Jaap Jan Steensma, Jelle van Doornik en Juliette Jonker-Duijnstee. Foto: Maarten Bootsma.

Het Fonds Erfgoedparels van de Provincie Utrecht heeft bijna € 150.000 vrijgemaakt ter ondersteuning van de restauratie van het Knipscheer-orgel (1852) in de St. Nicolaaskerk te Vreeland. Dat maakte de provincie vrijdag 13 maart 2020 bekend.

Het Knipscheer-orgel (1852) van de St. Nicolaaskerk te Vreeland
(foto: Maarten Rog/orgelfoto.nl).

Het Knipscheer-orgel kent een bewogen geschiedenis, die door adviseur Jaap Jan Steensma in kaart gebracht is met behulp van bewaard gebleven archivalia en door vergelijking met andere Knipscheer-orgels. 

Na de bouw in 1852 werden kerk en orgel getroffen door brand, in 1869 werd het register Quint 3’ gewijzigd in een Viola di Gamba 8’. Veel ingrijpender was de pneumatisering en uitbreiding door Valckx & Van Kouteren & Co. (1928). Ten tijde van de grote kerkrestauratie in de jaren 1960, waarin de koorruimte weer bij het kerkschip werd getrokken, is het orgel gedemonteerd en opgeslagen. Onder advies van Klaas Bolt voerde Albert de Graaf een restauratie en partiële reconstructie uit. Een voor het orgel zeer ingrijpende beslissing was het overplaatsen van het instrument van de verdwenen scheidingswand tussen koor en schip naar de andere zijde van de kerkruimte.  

Het Knipscheer-orgel op de scheidingswand tussen koor en schip
(foto: Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

De nu geplande restauratie zal eind 2020-2021 worden uitgevoerd en zal voorzien in het funderen, waterpas maken, uitbreiden en consolideren van de orgelgalerij, het geheel schilderen van de orgelkast, het kopiëren/reconstrueren van de oorspronkelijke windvoorziening (thans aanwezig in St. Nicolaaskerk te Muiden), het herstellen van de oorspronkelijk mechanische aanleg, pijpwerk en toonhoogte. Ook zal de dispositie worden hersteld met behoud van het register Viola di Gamba 8’. 

De subsidieaanvraag en het inhoudelijke plan dat eraan ten grondslag ligt, is opgesteld door adviseur Jaap Jan Steensma, in samenwerking met de Protestantse Gemeente Vreeland, met architect Paul van Vliet (Loosdrecht) en met Elbertse Orgelmakers BV (Soest). De constructie van galerij en orgel is doorgerekend door Constructiebureau De Prouw BV (Bunnik). 

Oorspronkelijke dispositie van het Knipscheer-orgel (1852) te Vreeland, met latere wijzigingen tussen haakjes.

Tijdens het onderzoek naar Vreelands orgel kwamen enige onbekende gegevens naar voren over de orgelmakersfamilie Knipscheer. Hierover publiceerde Jaap Jan Steensma eerder in tijdschrift De Orgelvriend

In het septembernummer van tijdschrift Het Orgel (115/5, pp. 22-33) publiceerde orgeladviseur Peter van Dijk de samenvatting van het onderzoek dat hij verrichtte ten bate van de meest recente werkzaamheden aan het Timpe-Orgel (1831) van de Nieuwe Kerk in Groningen. Van Dijk was als adviseur betrokken bij de door Mense Ruiter Orgelmakers uitgevoerde tweede, afrondende fase (2015-2018) van de restauratie van dit monumentale instrument. De ingebruikname van het orgel vond plaats op 15 juni 2018.

In het artikel beschrijft Van Dijk de totstandkoming van het bijzondere concept, de inspiratiebronnen, het orgelontwerp, de aanbesteding van de bouw, de oplevering en geschiedenis van het instrument. Daarbij besteedt Van Dijk tevens aandacht aan het adviseurschap van Petrus van Oeckelen (1792-1878) en Mr. Samuel Wolther Trip (1804-1886). 

Vanuit een kennis en expertise op het gebied van het Groninger orgellandschap staat Peter van Dijk wat langer stil bij de conceptuele elementen die het Nieuwe Kerk-orgel in 1831 tot zo’n bijzondere en vernieuwende verschijning maakten. Aansluitend aan Van Dijks bijdrage beschrijft de Groninger organist Sietze de Vries zijn klankimpressie van het instrument. 

Losse uitgaven van Het Orgel zijn ad € 11 (incl. verzending) te bestellen via: verkoop@kvok.nl. Een voorproefje van het artikel is hier te vinden.

Op zaterdag 8 juni a.s., 15 uur, wordt het J.H.H. Bätz-orgel (1768) van de Petruskerk te Woerden na restauratie weer in gebruik genomen. Belangstellenden zijn van harte welkom.

Het J.H.H. Bätz-orgel van de Petruskerk Woerden. Foto: Piet Bron (orgbase.nl)

Bijna een halve eeuw sedert de vorige restauratie van het orgel was groot onderhoud noodzakelijk, met name aan de windvoorziening en de windladen. Daarnaast leefde algemeen ook de wens om de sedert de bouw van van het orgel meermalen gewijzigde klank zoveel als mogelijk in haar originele glorie te herstellen. Herziening van het windwerk en de windladen, conform de toestand-1768, was daartoe een voorwaarde. Op grond van pijpwerkonderzoek kon de originele stemtoonhoogte worden teruggevonden, eveneens een voorwaarde voor klankherstel. De klinkende  lengte van de frontpijpen werd hersteld en het binnenpijpwerk werd verlengd. Dat J.H.H. Bätz zijn orgels middentoons stemde, werd ook hier bevestigd. Omwille van het liturgisch gebruik van het instrument is echter thans een Kirnberger-III-stemming aangebracht. Zo kon qua pijplengtes een aanvaardbaar compromis tussen originele stemming en wensen van de opdrachtgever worden gerealiseerd.

De restauratie werd mede mogelijk door een riante subsidie uit het Fonds Erfgoedparels van de Provincie Utrecht.

Geschiedenis in vogelvlucht

1766/68. Bouw van het orgel door J.H.H. Bätz (Utrecht) in opdracht van het stadsbestuur. Contract niet bewaard. De uiteindelijke dispositie wijkt af van gegevens uit het bedrijfsarchief en komt ook niet geheel overeen met de opgave van Hess (1774).

1820/21. Herstel en omstemmen in evenredig zwevende stemming door J.C. Friederichs (Gouda). Orgelkast herschilderd.

1836. Herstel door J. Bätz. Onder meer de frontpijpen afgeschuurd, geslepen en gepolijst, de metalen pijpen C-H van de pedaalbourdon 16′ vervangen door houten exemplaren en wijzigen van de steminrichtingen van de grote open pijpen (verhoging stemtoonhoogte), alsmede correctie van de evenredig zwevende stemming. 

1889/90. Herstel door de Fa. J. Bätz & Co (J.F. Witte). Frontpijpen wederom afgeschuurd en nu met bronsverf bestreken. Voorts onder meer herziening van de intonatie.

1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen (Woerden). Klaviatuur vernieuwd, maar de oude manualen en registeropschriften (1768) bleven bewaard, respectievelijk bij Vermeulen en onder de vernieuwde registeropschriften.

1939. C. Verweijs (Amsterdam), herstel en wijzigingen.

1969-71. Restauratie door de Gebr. van Vulpen (Utrecht), aanvankelijk onder advies van Lambert Erné, na diens overlijden opgevolgd door Hans Erné en Maarten Albert Vente. Technisch herstel van de situatie-1836, intonatie-1890 gehandhaafd. Kast herschilderd in kleurstelling-1768.

1992. Intonatie-correcties door de Gebr. van Vulpen, onder advies van Rudi van Straten.

2018/19. Deelrestauratie door de Gebr. van Vulpen, onder advies van Peter van Dijk. Toezicht namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Wim Diepenhorst. Werkzaamheden: herstel windvoorziening (inclusief de voetbediening van de balgen), windladen, mechanieken, oorspronkelijke stemtoonhoogte en intonatie. 

Dispositie

Technische specificaties van het J.H.H. Bätz-orgel anno 2019.

Op 23 maart 2019 wordt het Gideon Thomas Bätz-orgel (1787) van de Pieterskerk in Breukelen opnieuw in gebruik genomen. In 2018-2019 werd het instrument gerestaureerd door Van Rossum Orgelbouw (Wijk en Aalburg). Adviseur bij de restauratie was Jaap Jan Steensma.

Het Gideon Thomas Bätz-orgel (1787) van de Pieterskerk Breukelen na de restauratie

Het Bätz-orgel werd de kerk destijds geschonken door de Amsterdamse koopman Claude van Noortwijck (1709-1797), die in Breukelen een buitenplaats bezat. In de Boekzaal der Geleerde Waereld (ed. juni 1787) werd de ingebruikname van het orgel uitgebreid beschreven. Ook werd de oorspronkelijke dispositie erin opgenomen.

Korte historie

In 1807 en/of 1834 werd(en) door het huis Bätz hoogstwaarschijnlijk de stemming en toonhoogte gewijzigd. In 1867 breidde C.F.G. Witte het orgel uit met een onderpositief van dezelfde samenstelling als vergelijkbare uitbreidingen in Loenen aan de Vecht (Chr. Bätz 1787/Witte1863) en de Lutherse Kerk Amersfoort (J.H.H. Bätz 1766/Witte 1873). Opvallend is dat Witte de drie spaanbalgen handhaafde en zich voor wat betreft het nieuwe pijpwerk voegde naar de door hem aangetroffen toonhoogte van a1=423Hz bij 18ºC.

In 1905 verving W. van Dijk de spaanbalgen door een magazijnbalg; ook werd het orgel voorzien van een dak (voordien gaas). Het pijpwerk in het front werd in 1927 door dezelfde orgelmaker vervangen door pijpwerk van gelijke mensuur, maar vermoedelijk grotere wanddikte. Ook plaatste Van Dijk bij die gelegenheid een windmotor. De vele halveringen in Bas en Discant werden gecombineerd en in 1956 door J. de Koff weer ongedaan gemaakt. Bij laatstgenoemde werkzaamheden verdween nog alsnog het originele G.Th. Bätz-pedaal.

Een algehele restauratie door Gebr. Van Vulpen Orgelmakers kwam gereed in 1980. Hoewel het orgel met veel respect werd behandeld, is een modern sleepafdichtingssysteem toegepast waar later lekkages aan bleken te ontstaan. Om onduidelijke redenen zijn de spaanbalgen in 1980 -ondanks advies, verkregen toestemming en subsidie- niet gereconstrueerd. Ook werd de toonhoogte van a1=435Hz gehandhaafd. Het baldakijn achter het orgel werd gereconstrueerd naar de situatie-1787, maar het orgel werd geschilderd in een nieuwe witte kleur.

Restauratie 2018-2019

Tijdens de restauratie door Van Rossum Orgelbouw zijn de drie spaanbalgen op basis van de aanwezige sporen gereconstrueerd. Het sleepafdichtingssysteem van 1980 is vervangen door een afdichting met geweven ringen. De toonhoogte van het orgel is teruggebracht naar de situatie-1867. De winddruk is gesteld op 74mm/wk; het stemmingssysteem op Vallotti.

Onderzoek naar het orgel heeft diverse nieuwe inzichten opgeleverd over de bouwwijze van Gideon Thomas Bätz. Eén van de meest in het oog springende was de toepassing van ‘ventieltjes’ ten behoeve van de aanspraak van het register Cornet. Dergelijke ventieltjes komen bij G.Th. Bätz meer voor, alsook bij zijn Dordtse tijdgenoot P.J. Geerkens.

Om verdere verzakking van de constructie te voorkomen en het orgel geheel waterpas te zetten, is op basis van advies door Constructiebureau De Prouw besloten het balkon te verstevigen met een aantal stalen liggers.

Op basis van kleurenonderzoek door Ferrie Ovink is besloten de kleurstelling van 1787 terug te brengen en het historische ensemble-1787 zodoende te completeren. Kast, balustrade en ornamentiek zijn geschilderd door restauratieschilders Wolters & Ovink, met medewerking van het Breukelse bedrijf Vervat & De Jong.

Betrokkenen

De werkzaamheden stonden onder advies van Jaap Jan Steensma en Wim Diepenhorst (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Namens de Protestantse Gemeente Breukelen en de Stichting Vrienden van de Pieterskerk Breukelen waren Dick Oosthoek (kerkrentmeester en voorzitter Stichting) en Kees de Jong (projectleider) de belangrijkste betrokkenen. Het project is uitgevoerd in samenspraak met de Commissie Orgelzaken van de PKN, met Jeroen de Haan als gecommitteerde.

Het project werd mede mogelijk gemaakt door bijdragen vanuit verschillende particuliere fondsen. Een zeer belangrijke subsidie was de ondersteuning vanuit het Fonds Erfgoedparels van de Provincie Utrecht. Dit fonds maakte in 2018 een kort filmpje in de werkplaats van Van Rossum Orgelbouw.

Ingebruikname

De ingebruikname van het orgel is op zaterdag 23 maart 2019, om 15.30 uur (inloop vanaf 15.00 uur). Na installatie van het balgentredersgilde zal het orgel worden gepresenteerd d.m.v. een combinatie van verhaal (Jaap Jan Steensma) en muziek (Wim Diepenhorst). Ook vaste organist Jan Pieter Karman zal een orgelwerk ten gehore brengen en namens de Provincie Utrecht spreekt Gedeputeerde mevr. Mariëtte Pennarts een kort woord. Na afloop is er een afsluitende borrel. Opgave wordt op erg op prijs gesteld.

Op vrijdag 8 februari jongstleden werd het gerestaureerde orgel in de dorpskerk te Garmerwolde weer in gebruik genomen. Daarbij werd het bespeeld door Peter van Dijk en Mattijs de Vreugd.

Het Van Oeckelen-orgel sinds de restauratie. Foto: Wikimedia Commons

De 13e eeuwse romanogotische kruiskerk (met vrijstaande toren) werd begin 16e eeuw van een orgel voorzien. Het instrument werd in de 17e eeuw vernieuwd. Rond 1845 verkeerde het in slechte staat en werd het niet meer reparabel geacht. Op 18 december 1848 sloot het College van Kerkvoogden en Notabelen der Hervormde Gemeente van Garmerwolde een overeenkomst met de orgelmaker Petrus van Oeckelen voor de bouw van een nieuw orgel met 20 stemmen.

Handtekening Petrus van Oeckelen onder het contract voor Garmerwolde

Het orgel werd geplaatst op een nieuwe galerij in het koor van de – toen nog ‘complete’ – kerk. (Het schip van de kerk werd in 1859, wegens bouwvallligheid afgebroken.)  Op 21 april 1851 werd het instrument in gebruik genomen. De inspelers waren Jonkheer Mr. Samuel Wolther Trip en Gerrit Gerrits Rijkens. Eerstgenoemde was een belangrijk promotor van het werk van Van Oeckelen, ook in Garmerwolde. Gerrit Rijkens (1805-1874) was onderwijzer en organist in Garmerwolde. Van hem werd gezegd dat hij als organist vele “ambtgenooten ten platten lande” overtrof en het hem toevertrouwde orgel goed tot klinken kon brengen.

Het onderhoud van het instrument werd tot begin 20e eeuw verzorgd door de firma Van Oeckelen.

Bij de kerkrestauratie uit 1941-43 werd ook het orgel onder handen genomen. De orgelkast werd herschilderd in een nieuwe kleurstelling, met pasteltinten. De dichte panelen van de balustrade werden vervangen door open ruitwerk. De orgelmaker Hendrik Vegter uit Usquert voerde in 1943 herstelwerkzaamheden en wijzigingen uit. Hij verwijderde de achter het orgel opgestelde balgenkast en twee van de drie originele spaanbalgen; de overgebleven balg sloot hij aan op een elektrische windmotor. Veel bovenranden van open pijpen waren in de loop der tijd beschadigd. Vegter herstelde dit niet, maar kortte het pijpwerk aan de bovenzijden in en wijzigde de steminrichtingen, waardoor de stemtoonhoogte op a’ = 462 Hz kwam. Hij wijzigde voorts de samenstelling van de Mixtuur en verving een klein aantal tezeer beschadigde dan wel verdwenen pijpjes in de Mixtuur en de Carillon. Hij gebruikte daarvoor pijpwerk (Freytag?) uit zijn voorraad en vulde dat aan met nieuwe pijpjes. De maatvoering en makelij van die nieuwe pijpjes vertoonde helaas allesbehalve een Van Oeckelen-beeld.

Het Van Oeckelen-orgel in de kleurstelling van 1943. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

In 1964 werkte de orgelmaker H.J. Vierdag (Enschede) aan het orgel. Hij vernieuwde onder meer het beleg van de manuaal-ondertoetsen en de pedaalmechaniek. Naderhand werd geconstateerd dat de beide hoofdwerktongwerken spoorloos verdwenen waren, op enkele houten stevels van de Fagot 16′ na.

Vanaf 1973 werden voorbereidingen voor een restauratie van het orgel getroffen. In 1974 stelde de namens de Synodale Orgelcommissie der Nederlandse Hervormde Kerk (SOC) tot adviseur benoemde Klaas Bolt een eerste rapport op, gevolgd door een offerte van de orgelmaker Mense Ruiter in 1975. Een en ander leidde, vanwege gebrek aan geldmiddelen, niet tot een daadwerkelijke uitvoering.

In 1991 stelde Jan Jongepier, na het overlijden van Klaas Bolt tot diens opvolger benoemd, een nieuw – gedetailleerd – rapport op. Dit diende als uitgangspunt voor een herziene offerte door Mense Ruiter. Daarbij werd een gefaseerde restauratie voorgesteld.

In 1996 voerde Mense Ruiter Orgelmakers een eerste fase van de restauratie uit, waarbij de windladen, de manuaal-mechanieken en het houten pijpwerk werden hersteld. In 1998 werd een tweede restauratie-fase door Mense Ruiter gerealiseerd: de Vox Humana 8′ werd gerestaureerd en er werden wederom hoofdwerktongwerken geplaatst. Daartoe kon gebruik worden gemaakt van authentiek Van Oeckelen-materiaal, afkomstig uit Deventer (1891), voor delen van de Fagot 16’, en uit Uithuizen (1856), voor de Trompet 8’. De resterende fasen moesten, om financiële redenen, nog blijven overstaan.

Kop, keel en tong van toon C van de Vox Humana.

Het kerkgebouw werd in 2003 overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK), waarna de voorbereidingen voor de voltooiing van de orgelrestauratie weer werden hervat. Nadat Jan Jongepier zich in 2010 om leeftijdsredenen teruggetrokken had als orgeladviseur, werd Peter van Dijk als zodanig aangesteld. De coördinatie van het project kwam, namens de SOGK, in handen van Christiaan Velvis. Ook de plaatselijke orgelcommissie en de door de SOGK aangestelde orgelmentor, Roelof Kuik, vervulden een actieve rol. Het toezicht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) werd uitgeoefend door Wim Diepenhorst.

Bij interieur-werkzaamheden in 2013/14 werd de orgelkast herschilderd door Karin Veldman & Jantina Veltman (Oudemolen/Haren) op basis van een door hen in 2012 uitgevoerd kleurenonderzoek. Daarbij werd de originele kleurstelling weer aangebracht, met een mahonie-imitatie als hoofdkleur en beige en bladgoud voor de ornamentiek. Voorts werden de – originele – registeropschriften conserverend hersteld.

In 2016 konden de overblijvende fasen van de orgelrestauratie door Mense Ruiter Orgelmakers worden aangevat. Uitgangspunt was een herstel van de oorspronkelijke toestand, want de wijzigingen uit 1943 en 1964 waren, afgezien van de in 1943 geplaatste historische pijpjes, van ondermaatse kwaliteit.

– Op basis van nog aanwezige sporen en de nog overgebleven spaanbalg kon de balgenkast met drie spaanbalgen – inclusief de mogelijkheid tot voetbediening –  worden gereconstrueerd.

– De zeer geschonden klaviatuur werd uit- en inwendig gerestaureerd en de orgelbank werd in zijn oorspronkelijke vorm teruggebracht. De pedaalmechaniek werd vernieuwd, waarbij gebruik kon worden gemaakt van Van Oeckelen-materiaal (Appelscha, 1900).

– Het pijpwerk werd algeheel hersteld. Op grond van onderzoek aan de frontpijpen door Mattijs de Vreugd en Peter van Dijk kon de oorspronkelijke stemtoonhoogte (a’ ca. 448 Hz) worden teruggevonden. Het pijpwerk werd vervolgens daartoe verlengd en de steminrichtingen uit 1851 werden in functie hersteld cq gereconstrueerd. De in 1943 geplaatste nieuwe pijpjes werden vervangen door wel in het Van Oeckelen-beeld passende exemplaren en de Mixtuur kreeg weer zijn oorspronkelijke samenstelling, met in de discant een laag, repeterend tertskoor.

De winddruk werd proefondervindelijk bepaald op 76 mm waterkolom en intonateur Bert Jan van der Weerd bracht het pijpwerk zorgvuldig op klank en stemming, geheel conform Van Oeckelens principes.

Het team van Mense Ruiter Orgelmakers dat de werkzaamheden van 2016-19 realiseerde bestond uit Jehudi Esenkbrink, Jessica Mossel, Dolf Tamminga (directie), Mattijs de Vreugd, Bert Jan van der Weerd, Geert Westra en Alfred Woensdregt.

De dispositie luidt:

 

 

Op vrijdag 14 december a.s. wordt het J. Bätz & Comp.-orgel (1843) van de Oude Kerk Zeist opnieuw in gebruik genomen. De bijeenkomst begint om 16.00 uur. Het orgel zal worden gepresenteerd door Peter van Dijk en Pim Schipper; orgelmaker Hans Elbertse zal een toelichting geven op de restauratiewerkzaamheden.

Oude Kerk Zeist; foto van Stichting Utrecht Orgelland

In 2018 heeft Elbertse Orgelmakers B.V. groot onderhoud aan het instrument uitgevoerd. Hierbij is onder meer de windvoorziening van 1843 hersteld. Ook zijn een nieuwe Dulciaan 8’ (BW) en Trombone 8’ (Ped.) gemaakt naar Bätz-factuur; ter vervanging van een Dulciaan en Fagot uit 1903. De werkzaamheden stonden onder advies van Peter van Dijk, vanuit de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed was Wim Diepenhorst bij het project betrokken. Het schilderwerk aan het orgel werd uitgevoerd door Gerard de Jongh.

Ter voorbereiding op de werkzaamheden deed Jaap Jan Steensma onderzoek naar de historie van het orgel, daarbij geassisteerd door Pim Schipper, adviseur van het College van Kerkrentmeesters in Zeist.

 

Historisch overzicht

In de jaren 1841-43 werd in Zeist een nieuwe kerk gebouwd tegen de bestaande – maar sterk gewijzigde – toren. De architect van het project, Nicolaas J. Kamperdijk (Utrecht), liet zich inspireren door de Engelse neogotiek. De firma J. Bätz & Comp. (Utrecht) kreeg de opdracht voor de bouw van een nieuw orgel met hoofdwerk, bovenwerk en vrij pedaal, dat in 1843 werd opgeleverd. Het orgelfront werd evident ontleend aan dat van het Bätz-orgel (1831) in de Utrechtse Domkerk, ontworpen door de Brusselse architect Tieleman Suys.

In het toonaangevende Nederlandsch Muzykaal Tijdschrift voor 1843 staat een uitgebreide, lovende beschrijving van het instrument en wordt de dispositie vermeld:

 

In 1884 nam J.F. Witte de Viola di Gamba 8’ onder handen. Er werden kastbaarden aangebracht en de originele stemringen werden vervangen door expressions (tot en met f’’), waartoe het pijpwerk een halve toon werd verschoven.

Na het overlijden van Witte in 1902 trad de Zeister kerkvoogdij, op advies van de Utrechtse domorganist Johan Wagenaar, in contact met de orgelmaker J. de Koff (Utrecht), oud-werknemer van Witte en voortzetter van diens orgelbouwtraditie. In dit verband moeten we aantekenen dat De Koff, in tegenstelling tot Witte, niet beschikte over een eigen pijpenmakerij. Hij bestelde pijpwerk bij toeleveringsbedrijven.

 

De Koff voerde in 1903 onder meer de volgende werkzaamheden uit:

  • De Dulciaan 8’ (Bovenwerk) werd vervangen door een nieuw, aanzienlijk enger gemensureerd exemplaar.
  • Op het Pedaal werd de Trombone 8’ vervangen door een zeer eng gemensureerde Fagot 16’.
  • De bekers van de Trompet 8’ (Hoofdwerk) werden een halve toon opgeschoven.
  • Het hoogste koor van de Mixtuur werd vanaf c’’ stom gemaakt.
  • Op het Bovenwerk werd de Gemshoorn 2’ vervangen door een Voix Celeste 8’ (vanaf c).
  • Er werd een schokbalg voor het Bovenwerk toegevoegd.
  • De intonatie werd herzien.

 

 Op instigatie van de in 1933 benoemde organist Anton van Ooik wijzigde de firma J. de Koff & Zn in 1938 het Bovenwerk:

  • Plaatsing in een zwelkast.
  • Toevoeging van een Tremulant.
  • Toevoeging van een Vioolprestant 8’ (C-H zink, vervolg orgelmetaal met 40% tin) op een kantsleep aan de voorzijde van de windlade.
  • Toevoeging van een Gemshoorn 2’ (40% tin) op een kantsleep aan de achterzijde van de windlade.

 

In 1957 verving De Koff op het Bovenwerk de Voix Celeste 8’ door een doorlopende Sexquialter 2 sterk in fluitmensuur, op het Pedaal werd een Octaaf 4’ toegevoegd.

 

Verschueren Orgelbouw (Heythuysen) voerde in 1977 een restauratie uit. Rijksorgeladviseur Onno Wiersma was sterk geporteerd voor een herstel van het concept-1843, maar willigde verzoeken van Van Ooik in om latere wijzigingen te handhaven, mits deze niet onaanvaardbaar interfereerden met het oorspronkelijke bestand. De werkzaamheden van 1977 in hoofdlijnen:

  • Schoonmaak en herstelwerkzaamheden.
  • De windladen werden gerestaureerd. Daarbij werden ze aan de bovenzijden, op de bovensponsels, voorzien van dekplaten. Er werden geen systeemringen aangebracht.
  • De windmotor werd aangesloten op twee van de vier spaanbalgen. De schokbalg uit 1903 werd verwijderd, maar na oplevering van de restauratie werden alsnog twee kleine stootbalgjes aangebracht.
  • De Tremulant werd vernieuwd.
  • De zwelkast om het Bovenwerk werd gehandhaafd.
  • Van de hoofdwerk-mixtuur werd het stilgelegde koor weer tot spreken gebracht.
  • Op het Bovenwerk werd de Gemshoorn 2’ vernieuwd in Bätz-mensuur, werd de Sexquialter vervangen door een Quint(fluit) 3’ (mensuren ontleend aan die van de Gemshoorn 2’) en werd het buiten de zwelkast geplaatste zinken groot-octaaf van de Vioolprestant 8’ verwijderd.

 

Samenvattend kan worden vastgesteld dat slechts drie van de oorsponkelijke 20 registers in de loop van de tijd waren vervangen door andere, dat twee registers waren gewijzigd en dat drie stemmen aan de dispositie waren toegevoegd. Het Bätz-pijpwerk bleef qua klankgeving goed bewaard.

In het kader van werkzaamheden aan het kerkinterieur in 2010 werd de orgelkast herschilderd. Daarbij werden het blinderingssnijwerk en de labia van de frontpijpen met goudverf bestreken. Oorspronkelijk was hier echter – zo blijkt uit het bestek voor het schilderwerk van 1843 – bladgoud aangebracht.

 

Werkzaamheden 2018

Nadat in het begin van deze eeuw Elbertse Orgelmakers reeds diverse door corrosie aangetaste pijpvoeten had vervangen, bleek rond 2015 groot onderhoud noodzakelijk te zijn geworden. Dit bood de gelegenheid een aantal onbevredigende niet-originele elementen te herzien conform het concept-1843. De vier originele spaanbalgen werden gerestaureerd en de inmiddels hoogbejaarde windmotor werd vervangen. De voetbediening van de balgen werd hersteld, zodat alle balgen nu zowel vanuit de motor als met menskracht van wind kunnen worden voorzien. De schokbalgjes konden worden verwijderd en de tremulant werd herzien.

De klank van de tongwerken uit 1903 sloot, vooral door de enge mensuratie, zo slecht aan bij het Bätz-pijpwerk dat werd besloten ze niet te handhaven en de situatie-1843 te herstellen. De gemeente Zeist verleende, na een positief advies van de RCE, de hiertoe vereiste vergunning.Vanwege plaatsruimtegebrek moest op het Pedaal de Octaaf 4’ uit 1957 vervallen. De overige niet-originele registers konden worden gehandhaafd en zijn qua intonatie nog beter aangepast bij het Bätz-pijpwerk.

Voorts werd het orgel geheel schoongemaakt en werden waar nodig aan de klaviatuur, orgel- en balgenkast, mechanieken en pijpwerk herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Restauratieschilder Gonny de Jongh (Schildersbedrijf De Jongh) herstelde beschadigingen van het schilderwerk, vernieuwde enkele registerbeschriftingen en voorzag de frontpijpen-labia en het blinderingssnijwerk weer van bladgoud.

 

Dispositie na restauratie (voorzover niet vermeld, stamt het pijpwerk uit 1843):

Het historisch onderzoek bracht enkele documenten uit Utrechts muziekhistorie naar boven;

Concertprogramma van organist Willem Petri in de Oude Kerk Zeist; 1890

maar ook in het orgel zelf werden ontdekkingen gedaan:

Inscriptie in één van de spaanbalgen in de Oude Kerk Zeist; foto van Elbertse Orgelmakers BV

Het ligt in de bedoeling dit, en ook ander materiaal te zijner tijd beschikbaar te maken via een publicatie.

Op vrijdag 15 juni aanstaande wordt in de Nieuwe Kerk Groningen een orgelfeest gehouden. Dan wordt het Timpe-orgel (1831) weer officieel in gebruik genomen. De afgelopen jaren is het instrument in twee fasen hersteld. In 2008-2011 werden vooral orgelbouwtechnische werkzaamheden uitgevoerd en is de orgelkast hersteld en herschilderd, vanaf 2015 vonden restauratie en klankherstel van het pijpwerk plaats. Beide fases zijn uitgevoerd door Mense Ruiter Orgelmakers.

Nieuwe Kerk Groningen
Om 16 uur wordt het instrument weer ‘teruggegeven’ aan de Protestantse Gemeente Groningen. Het wordt dan bespeeld door Wim Diepenhorst en Peter van Dijk, die respectievelijk namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en als orgeladviseur bij de tweede fase betrokken waren. Vanaf 18.00 tot 23.00 uur is er vervolgens een orgelmarathon, te verzorgen door Groninger organisten waaronder uiteraard de beide organisten van de Nieuwe Kerk, Jelte Hulzebos en Stef Tuinstra.

In de pauzes is er gelegenheid om de inwendige mens te versterken en aan het eind ook de mogelijkheid om bij het orgel te kijken. Een week van tevoren worden de te spelen werken aangekondigd op de website www.nieuwekerkgroningen.nl.

Bij de eindkeuring in 1831 schrijven de keurmeesters dat het een uitmuntend orgel is “en dat Groningen’s ingezetenen er roem op mogen dragen, zulk een werk in eene hunner kerken te mogen bezitten.” Die lovende woorden zijn nu weer van toepassing geworden en dat is wel een feestje waard.

 

Update 21 juni 2018:

De tekst voor het programmaboekje bij de ingebruikname op 15 juni, is helaas niet helemaal zo opgenomen als de bedoeling was. Een verbeterde versie van deze tekst is hier te vinden.

 

Bekijk hier een item van OOG, lokale omroep van Groningen, waarin adviseurs Peter van Dijk en Wim Diepenhorst (RCE) een toelichting geven op de werkzaamheden: