Tag Archief van: restauratie

Op zaterdag 8 juni a.s., 15 uur, wordt het J.H.H. Bätz-orgel (1768) van de Petruskerk te Woerden na restauratie weer in gebruik genomen. Belangstellenden zijn van harte welkom.

Het J.H.H. Bätz-orgel van de Petruskerk Woerden. Foto: Piet Bron (orgbase.nl)

Bijna een halve eeuw sedert de vorige restauratie van het orgel was groot onderhoud noodzakelijk, met name aan de windvoorziening en de windladen. Daarnaast leefde algemeen ook de wens om de sedert de bouw van van het orgel meermalen gewijzigde klank zoveel als mogelijk in haar originele glorie te herstellen. Herziening van het windwerk en de windladen, conform de toestand-1768, was daartoe een voorwaarde. Op grond van pijpwerkonderzoek kon de originele stemtoonhoogte worden teruggevonden, eveneens een voorwaarde voor klankherstel. De klinkende  lengte van de frontpijpen werd hersteld en het binnenpijpwerk werd verlengd. Dat J.H.H. Bätz zijn orgels middentoons stemde, werd ook hier bevestigd. Omwille van het liturgisch gebruik van het instrument is echter thans een Kirnberger-III-stemming aangebracht. Zo kon qua pijplengtes een aanvaardbaar compromis tussen originele stemming en wensen van de opdrachtgever worden gerealiseerd.

De restauratie werd mede mogelijk door een riante subsidie uit het Fonds Erfgoedparels van de Provincie Utrecht.

Geschiedenis in vogelvlucht

1766/68. Bouw van het orgel door J.H.H. Bätz (Utrecht) in opdracht van het stadsbestuur. Contract niet bewaard. De uiteindelijke dispositie wijkt af van gegevens uit het bedrijfsarchief en komt ook niet geheel overeen met de opgave van Hess (1774).

1820/21. Herstel en omstemmen in evenredig zwevende stemming door J.C. Friederichs (Gouda). Orgelkast herschilderd.

1836. Herstel door J. Bätz. Onder meer de frontpijpen afgeschuurd, geslepen en gepolijst, de metalen pijpen C-H van de pedaalbourdon 16′ vervangen door houten exemplaren en wijzigen van de steminrichtingen van de grote open pijpen (verhoging stemtoonhoogte), alsmede correctie van de evenredig zwevende stemming. 

1889/90. Herstel door de Fa. J. Bätz & Co (J.F. Witte). Frontpijpen wederom afgeschuurd en nu met bronsverf bestreken. Voorts onder meer herziening van de intonatie.

1911. Toevoeging van een derde manuaal door Mart. Vermeulen (Woerden). Klaviatuur vernieuwd, maar de oude manualen en registeropschriften (1768) bleven bewaard, respectievelijk bij Vermeulen en onder de vernieuwde registeropschriften.

1939. C. Verweijs (Amsterdam), herstel en wijzigingen.

1969-71. Restauratie door de Gebr. van Vulpen (Utrecht), aanvankelijk onder advies van Lambert Erné, na diens overlijden opgevolgd door Hans Erné en Maarten Albert Vente. Technisch herstel van de situatie-1836, intonatie-1890 gehandhaafd. Kast herschilderd in kleurstelling-1768.

1992. Intonatie-correcties door de Gebr. van Vulpen, onder advies van Rudi van Straten.

2018/19. Deelrestauratie door de Gebr. van Vulpen, onder advies van Peter van Dijk. Toezicht namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Wim Diepenhorst. Werkzaamheden: herstel windvoorziening (inclusief de voetbediening van de balgen), windladen, mechanieken, oorspronkelijke stemtoonhoogte en intonatie. 

Dispositie

Technische specificaties van het J.H.H. Bätz-orgel anno 2019.

Op 23 maart 2019 wordt het Gideon Thomas Bätz-orgel (1787) van de Pieterskerk in Breukelen opnieuw in gebruik genomen. In 2018-2019 werd het instrument gerestaureerd door Van Rossum Orgelbouw (Wijk en Aalburg). Adviseur bij de restauratie was Jaap Jan Steensma.

Het Gideon Thomas Bätz-orgel (1787) van de Pieterskerk Breukelen na de restauratie

Het Bätz-orgel werd de kerk destijds geschonken door de Amsterdamse koopman Claude van Noortwijck (1709-1797), die in Breukelen een buitenplaats bezat. In de Boekzaal der Geleerde Waereld (ed. juni 1787) werd de ingebruikname van het orgel uitgebreid beschreven. Ook werd de oorspronkelijke dispositie erin opgenomen.

Korte historie

In 1807 en/of 1834 werd(en) door het huis Bätz hoogstwaarschijnlijk de stemming en toonhoogte gewijzigd. In 1867 breidde C.F.G. Witte het orgel uit met een onderpositief van dezelfde samenstelling als vergelijkbare uitbreidingen in Loenen aan de Vecht (Chr. Bätz 1787/Witte1863) en de Lutherse Kerk Amersfoort (J.H.H. Bätz 1766/Witte 1873). Opvallend is dat Witte de drie spaanbalgen handhaafde en zich voor wat betreft het nieuwe pijpwerk voegde naar de door hem aangetroffen toonhoogte van a1=423Hz bij 18ºC.

In 1905 verving W. van Dijk de spaanbalgen door een magazijnbalg; ook werd het orgel voorzien van een dak (voordien gaas). Het pijpwerk in het front werd in 1927 door dezelfde orgelmaker vervangen door pijpwerk van gelijke mensuur, maar vermoedelijk grotere wanddikte. Ook plaatste Van Dijk bij die gelegenheid een windmotor. De vele halveringen in Bas en Discant werden gecombineerd en in 1956 door J. de Koff weer ongedaan gemaakt. Bij laatstgenoemde werkzaamheden verdween nog alsnog het originele G.Th. Bätz-pedaal.

Een algehele restauratie door Gebr. Van Vulpen Orgelmakers kwam gereed in 1980. Hoewel het orgel met veel respect werd behandeld, is een modern sleepafdichtingssysteem toegepast waar later lekkages aan bleken te ontstaan. Om onduidelijke redenen zijn de spaanbalgen in 1980 -ondanks advies, verkregen toestemming en subsidie- niet gereconstrueerd. Ook werd de toonhoogte van a1=435Hz gehandhaafd. Het baldakijn achter het orgel werd gereconstrueerd naar de situatie-1787, maar het orgel werd geschilderd in een nieuwe witte kleur.

Restauratie 2018-2019

Tijdens de restauratie door Van Rossum Orgelbouw zijn de drie spaanbalgen op basis van de aanwezige sporen gereconstrueerd. Het sleepafdichtingssysteem van 1980 is vervangen door een afdichting met geweven ringen. De toonhoogte van het orgel is teruggebracht naar de situatie-1867. De winddruk is gesteld op 74mm/wk; het stemmingssysteem op Vallotti.

Onderzoek naar het orgel heeft diverse nieuwe inzichten opgeleverd over de bouwwijze van Gideon Thomas Bätz. Eén van de meest in het oog springende was de toepassing van ‘ventieltjes’ ten behoeve van de aanspraak van het register Cornet. Dergelijke ventieltjes komen bij G.Th. Bätz meer voor, alsook bij zijn Dordtse tijdgenoot P.J. Geerkens.

Om verdere verzakking van de constructie te voorkomen en het orgel geheel waterpas te zetten, is op basis van advies door Constructiebureau De Prouw besloten het balkon te verstevigen met een aantal stalen liggers.

Op basis van kleurenonderzoek door Ferrie Ovink is besloten de kleurstelling van 1787 terug te brengen en het historische ensemble-1787 zodoende te completeren. Kast, balustrade en ornamentiek zijn geschilderd door restauratieschilders Wolters & Ovink, met medewerking van het Breukelse bedrijf Vervat & De Jong.

Betrokkenen

De werkzaamheden stonden onder advies van Jaap Jan Steensma en Wim Diepenhorst (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Namens de Protestantse Gemeente Breukelen en de Stichting Vrienden van de Pieterskerk Breukelen waren Dick Oosthoek (kerkrentmeester en voorzitter Stichting) en Kees de Jong (projectleider) de belangrijkste betrokkenen. Het project is uitgevoerd in samenspraak met de Commissie Orgelzaken van de PKN, met Jeroen de Haan als gecommitteerde.

Het project werd mede mogelijk gemaakt door bijdragen vanuit verschillende particuliere fondsen. Een zeer belangrijke subsidie was de ondersteuning vanuit het Fonds Erfgoedparels van de Provincie Utrecht. Dit fonds maakte in 2018 een kort filmpje in de werkplaats van Van Rossum Orgelbouw.

Ingebruikname

De ingebruikname van het orgel is op zaterdag 23 maart 2019, om 15.30 uur (inloop vanaf 15.00 uur). Na installatie van het balgentredersgilde zal het orgel worden gepresenteerd d.m.v. een combinatie van verhaal (Jaap Jan Steensma) en muziek (Wim Diepenhorst). Ook vaste organist Jan Pieter Karman zal een orgelwerk ten gehore brengen en namens de Provincie Utrecht spreekt Gedeputeerde mevr. Mariëtte Pennarts een kort woord. Na afloop is er een afsluitende borrel. Opgave wordt op erg op prijs gesteld.

Op vrijdag 8 februari jongstleden werd het gerestaureerde orgel in de dorpskerk te Garmerwolde weer in gebruik genomen. Daarbij werd het bespeeld door Peter van Dijk en Mattijs de Vreugd.

Het Van Oeckelen-orgel sinds de restauratie. Foto: Wikimedia Commons

De 13e eeuwse romanogotische kruiskerk (met vrijstaande toren) werd begin 16e eeuw van een orgel voorzien. Het instrument werd in de 17e eeuw vernieuwd. Rond 1845 verkeerde het in slechte staat en werd het niet meer reparabel geacht. Op 18 december 1848 sloot het College van Kerkvoogden en Notabelen der Hervormde Gemeente van Garmerwolde een overeenkomst met de orgelmaker Petrus van Oeckelen voor de bouw van een nieuw orgel met 20 stemmen.

Handtekening Petrus van Oeckelen onder het contract voor Garmerwolde

Het orgel werd geplaatst op een nieuwe galerij in het koor van de – toen nog ‘complete’ – kerk. (Het schip van de kerk werd in 1859, wegens bouwvallligheid afgebroken.)  Op 21 april 1851 werd het instrument in gebruik genomen. De inspelers waren Jonkheer Mr. Samuel Wolther Trip en Gerrit Gerrits Rijkens. Eerstgenoemde was een belangrijk promotor van het werk van Van Oeckelen, ook in Garmerwolde. Gerrit Rijkens (1805-1874) was onderwijzer en organist in Garmerwolde. Van hem werd gezegd dat hij als organist vele “ambtgenooten ten platten lande” overtrof en het hem toevertrouwde orgel goed tot klinken kon brengen.

Het onderhoud van het instrument werd tot begin 20e eeuw verzorgd door de firma Van Oeckelen.

Bij de kerkrestauratie uit 1941-43 werd ook het orgel onder handen genomen. De orgelkast werd herschilderd in een nieuwe kleurstelling, met pasteltinten. De dichte panelen van de balustrade werden vervangen door open ruitwerk. De orgelmaker Hendrik Vegter uit Usquert voerde in 1943 herstelwerkzaamheden en wijzigingen uit. Hij verwijderde de achter het orgel opgestelde balgenkast en twee van de drie originele spaanbalgen; de overgebleven balg sloot hij aan op een elektrische windmotor. Veel bovenranden van open pijpen waren in de loop der tijd beschadigd. Vegter herstelde dit niet, maar kortte het pijpwerk aan de bovenzijden in en wijzigde de steminrichtingen, waardoor de stemtoonhoogte op a’ = 462 Hz kwam. Hij wijzigde voorts de samenstelling van de Mixtuur en verving een klein aantal tezeer beschadigde dan wel verdwenen pijpjes in de Mixtuur en de Carillon. Hij gebruikte daarvoor pijpwerk (Freytag?) uit zijn voorraad en vulde dat aan met nieuwe pijpjes. De maatvoering en makelij van die nieuwe pijpjes vertoonde helaas allesbehalve een Van Oeckelen-beeld.

Het Van Oeckelen-orgel in de kleurstelling van 1943. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

In 1964 werkte de orgelmaker H.J. Vierdag (Enschede) aan het orgel. Hij vernieuwde onder meer het beleg van de manuaal-ondertoetsen en de pedaalmechaniek. Naderhand werd geconstateerd dat de beide hoofdwerktongwerken spoorloos verdwenen waren, op enkele houten stevels van de Fagot 16′ na.

Vanaf 1973 werden voorbereidingen voor een restauratie van het orgel getroffen. In 1974 stelde de namens de Synodale Orgelcommissie der Nederlandse Hervormde Kerk (SOC) tot adviseur benoemde Klaas Bolt een eerste rapport op, gevolgd door een offerte van de orgelmaker Mense Ruiter in 1975. Een en ander leidde, vanwege gebrek aan geldmiddelen, niet tot een daadwerkelijke uitvoering.

In 1991 stelde Jan Jongepier, na het overlijden van Klaas Bolt tot diens opvolger benoemd, een nieuw – gedetailleerd – rapport op. Dit diende als uitgangspunt voor een herziene offerte door Mense Ruiter. Daarbij werd een gefaseerde restauratie voorgesteld.

In 1996 voerde Mense Ruiter Orgelmakers een eerste fase van de restauratie uit, waarbij de windladen, de manuaal-mechanieken en het houten pijpwerk werden hersteld. In 1998 werd een tweede restauratie-fase door Mense Ruiter gerealiseerd: de Vox Humana 8′ werd gerestaureerd en er werden wederom hoofdwerktongwerken geplaatst. Daartoe kon gebruik worden gemaakt van authentiek Van Oeckelen-materiaal, afkomstig uit Deventer (1891), voor delen van de Fagot 16’, en uit Uithuizen (1856), voor de Trompet 8’. De resterende fasen moesten, om financiële redenen, nog blijven overstaan.

Kop, keel en tong van toon C van de Vox Humana.

Het kerkgebouw werd in 2003 overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK), waarna de voorbereidingen voor de voltooiing van de orgelrestauratie weer werden hervat. Nadat Jan Jongepier zich in 2010 om leeftijdsredenen teruggetrokken had als orgeladviseur, werd Peter van Dijk als zodanig aangesteld. De coördinatie van het project kwam, namens de SOGK, in handen van Christiaan Velvis. Ook de plaatselijke orgelcommissie en de door de SOGK aangestelde orgelmentor, Roelof Kuik, vervulden een actieve rol. Het toezicht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) werd uitgeoefend door Wim Diepenhorst.

Bij interieur-werkzaamheden in 2013/14 werd de orgelkast herschilderd door Karin Veldman & Jantina Veltman (Oudemolen/Haren) op basis van een door hen in 2012 uitgevoerd kleurenonderzoek. Daarbij werd de originele kleurstelling weer aangebracht, met een mahonie-imitatie als hoofdkleur en beige en bladgoud voor de ornamentiek. Voorts werden de – originele – registeropschriften conserverend hersteld.

In 2016 konden de overblijvende fasen van de orgelrestauratie door Mense Ruiter Orgelmakers worden aangevat. Uitgangspunt was een herstel van de oorspronkelijke toestand, want de wijzigingen uit 1943 en 1964 waren, afgezien van de in 1943 geplaatste historische pijpjes, van ondermaatse kwaliteit.

– Op basis van nog aanwezige sporen en de nog overgebleven spaanbalg kon de balgenkast met drie spaanbalgen – inclusief de mogelijkheid tot voetbediening –  worden gereconstrueerd.

– De zeer geschonden klaviatuur werd uit- en inwendig gerestaureerd en de orgelbank werd in zijn oorspronkelijke vorm teruggebracht. De pedaalmechaniek werd vernieuwd, waarbij gebruik kon worden gemaakt van Van Oeckelen-materiaal (Appelscha, 1900).

– Het pijpwerk werd algeheel hersteld. Op grond van onderzoek aan de frontpijpen door Mattijs de Vreugd en Peter van Dijk kon de oorspronkelijke stemtoonhoogte (a’ ca. 448 Hz) worden teruggevonden. Het pijpwerk werd vervolgens daartoe verlengd en de steminrichtingen uit 1851 werden in functie hersteld cq gereconstrueerd. De in 1943 geplaatste nieuwe pijpjes werden vervangen door wel in het Van Oeckelen-beeld passende exemplaren en de Mixtuur kreeg weer zijn oorspronkelijke samenstelling, met in de discant een laag, repeterend tertskoor.

De winddruk werd proefondervindelijk bepaald op 76 mm waterkolom en intonateur Bert Jan van der Weerd bracht het pijpwerk zorgvuldig op klank en stemming, geheel conform Van Oeckelens principes.

Het team van Mense Ruiter Orgelmakers dat de werkzaamheden van 2016-19 realiseerde bestond uit Jehudi Esenkbrink, Jessica Mossel, Dolf Tamminga (directie), Mattijs de Vreugd, Bert Jan van der Weerd, Geert Westra en Alfred Woensdregt.

De dispositie luidt:

 

 

Op vrijdag 14 december a.s. wordt het J. Bätz & Comp.-orgel (1843) van de Oude Kerk Zeist opnieuw in gebruik genomen. De bijeenkomst begint om 16.00 uur. Het orgel zal worden gepresenteerd door Peter van Dijk en Pim Schipper; orgelmaker Hans Elbertse zal een toelichting geven op de restauratiewerkzaamheden.

Oude Kerk Zeist; foto van Stichting Utrecht Orgelland

In 2018 heeft Elbertse Orgelmakers B.V. groot onderhoud aan het instrument uitgevoerd. Hierbij is onder meer de windvoorziening van 1843 hersteld. Ook zijn een nieuwe Dulciaan 8’ (BW) en Trombone 8’ (Ped.) gemaakt naar Bätz-factuur; ter vervanging van een Dulciaan en Fagot uit 1903. De werkzaamheden stonden onder advies van Peter van Dijk, vanuit de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed was Wim Diepenhorst bij het project betrokken. Het schilderwerk aan het orgel werd uitgevoerd door Gerard de Jongh.

Ter voorbereiding op de werkzaamheden deed Jaap Jan Steensma onderzoek naar de historie van het orgel, daarbij geassisteerd door Pim Schipper, adviseur van het College van Kerkrentmeesters in Zeist.

 

Historisch overzicht

In de jaren 1841-43 werd in Zeist een nieuwe kerk gebouwd tegen de bestaande – maar sterk gewijzigde – toren. De architect van het project, Nicolaas J. Kamperdijk (Utrecht), liet zich inspireren door de Engelse neogotiek. De firma J. Bätz & Comp. (Utrecht) kreeg de opdracht voor de bouw van een nieuw orgel met hoofdwerk, bovenwerk en vrij pedaal, dat in 1843 werd opgeleverd. Het orgelfront werd evident ontleend aan dat van het Bätz-orgel (1831) in de Utrechtse Domkerk, ontworpen door de Brusselse architect Tieleman Suys.

In het toonaangevende Nederlandsch Muzykaal Tijdschrift voor 1843 staat een uitgebreide, lovende beschrijving van het instrument en wordt de dispositie vermeld:

 

In 1884 nam J.F. Witte de Viola di Gamba 8’ onder handen. Er werden kastbaarden aangebracht en de originele stemringen werden vervangen door expressions (tot en met f’’), waartoe het pijpwerk een halve toon werd verschoven.

Na het overlijden van Witte in 1902 trad de Zeister kerkvoogdij, op advies van de Utrechtse domorganist Johan Wagenaar, in contact met de orgelmaker J. de Koff (Utrecht), oud-werknemer van Witte en voortzetter van diens orgelbouwtraditie. In dit verband moeten we aantekenen dat De Koff, in tegenstelling tot Witte, niet beschikte over een eigen pijpenmakerij. Hij bestelde pijpwerk bij toeleveringsbedrijven.

 

De Koff voerde in 1903 onder meer de volgende werkzaamheden uit:

  • De Dulciaan 8’ (Bovenwerk) werd vervangen door een nieuw, aanzienlijk enger gemensureerd exemplaar.
  • Op het Pedaal werd de Trombone 8’ vervangen door een zeer eng gemensureerde Fagot 16’.
  • De bekers van de Trompet 8’ (Hoofdwerk) werden een halve toon opgeschoven.
  • Het hoogste koor van de Mixtuur werd vanaf c’’ stom gemaakt.
  • Op het Bovenwerk werd de Gemshoorn 2’ vervangen door een Voix Celeste 8’ (vanaf c).
  • Er werd een schokbalg voor het Bovenwerk toegevoegd.
  • De intonatie werd herzien.

 

 Op instigatie van de in 1933 benoemde organist Anton van Ooik wijzigde de firma J. de Koff & Zn in 1938 het Bovenwerk:

  • Plaatsing in een zwelkast.
  • Toevoeging van een Tremulant.
  • Toevoeging van een Vioolprestant 8’ (C-H zink, vervolg orgelmetaal met 40% tin) op een kantsleep aan de voorzijde van de windlade.
  • Toevoeging van een Gemshoorn 2’ (40% tin) op een kantsleep aan de achterzijde van de windlade.

 

In 1957 verving De Koff op het Bovenwerk de Voix Celeste 8’ door een doorlopende Sexquialter 2 sterk in fluitmensuur, op het Pedaal werd een Octaaf 4’ toegevoegd.

 

Verschueren Orgelbouw (Heythuysen) voerde in 1977 een restauratie uit. Rijksorgeladviseur Onno Wiersma was sterk geporteerd voor een herstel van het concept-1843, maar willigde verzoeken van Van Ooik in om latere wijzigingen te handhaven, mits deze niet onaanvaardbaar interfereerden met het oorspronkelijke bestand. De werkzaamheden van 1977 in hoofdlijnen:

  • Schoonmaak en herstelwerkzaamheden.
  • De windladen werden gerestaureerd. Daarbij werden ze aan de bovenzijden, op de bovensponsels, voorzien van dekplaten. Er werden geen systeemringen aangebracht.
  • De windmotor werd aangesloten op twee van de vier spaanbalgen. De schokbalg uit 1903 werd verwijderd, maar na oplevering van de restauratie werden alsnog twee kleine stootbalgjes aangebracht.
  • De Tremulant werd vernieuwd.
  • De zwelkast om het Bovenwerk werd gehandhaafd.
  • Van de hoofdwerk-mixtuur werd het stilgelegde koor weer tot spreken gebracht.
  • Op het Bovenwerk werd de Gemshoorn 2’ vernieuwd in Bätz-mensuur, werd de Sexquialter vervangen door een Quint(fluit) 3’ (mensuren ontleend aan die van de Gemshoorn 2’) en werd het buiten de zwelkast geplaatste zinken groot-octaaf van de Vioolprestant 8’ verwijderd.

 

Samenvattend kan worden vastgesteld dat slechts drie van de oorsponkelijke 20 registers in de loop van de tijd waren vervangen door andere, dat twee registers waren gewijzigd en dat drie stemmen aan de dispositie waren toegevoegd. Het Bätz-pijpwerk bleef qua klankgeving goed bewaard.

In het kader van werkzaamheden aan het kerkinterieur in 2010 werd de orgelkast herschilderd. Daarbij werden het blinderingssnijwerk en de labia van de frontpijpen met goudverf bestreken. Oorspronkelijk was hier echter – zo blijkt uit het bestek voor het schilderwerk van 1843 – bladgoud aangebracht.

 

Werkzaamheden 2018

Nadat in het begin van deze eeuw Elbertse Orgelmakers reeds diverse door corrosie aangetaste pijpvoeten had vervangen, bleek rond 2015 groot onderhoud noodzakelijk te zijn geworden. Dit bood de gelegenheid een aantal onbevredigende niet-originele elementen te herzien conform het concept-1843. De vier originele spaanbalgen werden gerestaureerd en de inmiddels hoogbejaarde windmotor werd vervangen. De voetbediening van de balgen werd hersteld, zodat alle balgen nu zowel vanuit de motor als met menskracht van wind kunnen worden voorzien. De schokbalgjes konden worden verwijderd en de tremulant werd herzien.

De klank van de tongwerken uit 1903 sloot, vooral door de enge mensuratie, zo slecht aan bij het Bätz-pijpwerk dat werd besloten ze niet te handhaven en de situatie-1843 te herstellen. De gemeente Zeist verleende, na een positief advies van de RCE, de hiertoe vereiste vergunning.Vanwege plaatsruimtegebrek moest op het Pedaal de Octaaf 4’ uit 1957 vervallen. De overige niet-originele registers konden worden gehandhaafd en zijn qua intonatie nog beter aangepast bij het Bätz-pijpwerk.

Voorts werd het orgel geheel schoongemaakt en werden waar nodig aan de klaviatuur, orgel- en balgenkast, mechanieken en pijpwerk herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Restauratieschilder Gonny de Jongh (Schildersbedrijf De Jongh) herstelde beschadigingen van het schilderwerk, vernieuwde enkele registerbeschriftingen en voorzag de frontpijpen-labia en het blinderingssnijwerk weer van bladgoud.

 

Dispositie na restauratie (voorzover niet vermeld, stamt het pijpwerk uit 1843):

Het historisch onderzoek bracht enkele documenten uit Utrechts muziekhistorie naar boven;

Concertprogramma van organist Willem Petri in de Oude Kerk Zeist; 1890

maar ook in het orgel zelf werden ontdekkingen gedaan:

Inscriptie in één van de spaanbalgen in de Oude Kerk Zeist; foto van Elbertse Orgelmakers BV

Het ligt in de bedoeling dit, en ook ander materiaal te zijner tijd beschikbaar te maken via een publicatie.

Op vrijdag 15 juni aanstaande wordt in de Nieuwe Kerk Groningen een orgelfeest gehouden. Dan wordt het Timpe-orgel (1831) weer officieel in gebruik genomen. De afgelopen jaren is het instrument in twee fasen hersteld. In 2008-2011 werden vooral orgelbouwtechnische werkzaamheden uitgevoerd en is de orgelkast hersteld en herschilderd, vanaf 2015 vonden restauratie en klankherstel van het pijpwerk plaats. Beide fases zijn uitgevoerd door Mense Ruiter Orgelmakers.

Nieuwe Kerk Groningen
Om 16 uur wordt het instrument weer ‘teruggegeven’ aan de Protestantse Gemeente Groningen. Het wordt dan bespeeld door Wim Diepenhorst en Peter van Dijk, die respectievelijk namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en als orgeladviseur bij de tweede fase betrokken waren. Vanaf 18.00 tot 23.00 uur is er vervolgens een orgelmarathon, te verzorgen door Groninger organisten waaronder uiteraard de beide organisten van de Nieuwe Kerk, Jelte Hulzebos en Stef Tuinstra.

In de pauzes is er gelegenheid om de inwendige mens te versterken en aan het eind ook de mogelijkheid om bij het orgel te kijken. Een week van tevoren worden de te spelen werken aangekondigd op de website www.nieuwekerkgroningen.nl.

Bij de eindkeuring in 1831 schrijven de keurmeesters dat het een uitmuntend orgel is “en dat Groningen’s ingezetenen er roem op mogen dragen, zulk een werk in eene hunner kerken te mogen bezitten.” Die lovende woorden zijn nu weer van toepassing geworden en dat is wel een feestje waard.

 

Update 21 juni 2018:

De tekst voor het programmaboekje bij de ingebruikname op 15 juni, is helaas niet helemaal zo opgenomen als de bedoeling was. Een verbeterde versie van deze tekst is hier te vinden.

 

Bekijk hier een item van OOG, lokale omroep van Groningen, waarin adviseurs Peter van Dijk en Wim Diepenhorst (RCE) een toelichting geven op de werkzaamheden:

 

Drie monumentale Bätz-orgels krijgen in 2018 in totaal ruim 260.000 subsidie vanuit het Utrechtse Fonds Erfgoedparels om instandhouding en restauratie mogelijk te maken. De Provincie Utrecht bericht hierover op haar website.

De bedragen zijn toegekend aan de Bätz-orgels in de Petruskerk Woerden (J.H.H. Bätz 1768; 122.000), de Pieterskerk Breukelen (G.Th. Bätz 1787; 84.000) en de Torenpleinkerk Vleuten (G.Th. Bätz 1809; 59.000).

De geplande werkzaamheden en toekenningen volgen op onderzoeken, rapportages en projectbegeleiding door Peter van Dijk en Jaap Jan Steensma. Gezamenlijk zijn zij bij het project in Vleuten betrokken, Jaap Jan begeleidt het project Breukelen en Peter dat in Woerden. Een en ander geschiedt in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Het project te Woerden wordt uitgevoerd door Gebr. Van Vulpen Orgelbouw (Utrecht); de projecten in Breukelen en Vleuten door Clavecimbel- en orgelbouwer J.C. van Rossum (Wijk en Aalburg). Geplande schilderwerkzaamheden in Breukelen zijn aanbesteed bij de restauratieschilders Wolters & Ovink (Deventer), te Vleuten bij Gerard de Jongh (Waardenburg).

Afgelopen vrijdag is het contract voor de restauratie in Breukelen getekend; in Vleuten was deze stap reeds eerder gezet. Woerden volgt binnenkort.

Het G.Th. Bätz-orgel van de Torenpleinkerk in Vleuten. Foto: Manschot Grafimedia

Het G.Th. Bätz-orgel van de Torenpleinkerk in Vleuten.
Foto: Manschot Grafimedia

In de afgelopen maanden is het orgel van de Lutherse Kerk in Amersfoort geheel gerestaureerd door Flentrop Orgelbouw. Adviseur was Peter van Dijk, de RCE werd vertegenwoordigd door Wim Diepenhorst.
Het instrument verkeerde al enige jaren in een slechte staat. Uitgebreid onderzoek van de geschiedenis en de toestand van het instrument in 2012/13 door de toenmalige titularis Jaap Jan Steensma gaf belangrijke impulsen voor het in gang zetten van een restauratie-traject.

Een beknopt historisch overzicht:
– 1766. Johann Heinrich Hartmann Bätz (1709-1770) bouwt een orgel met 9 registers. Op de windlade wordt een plaats voor een tongwerk gereserveerd.
– 1796. Zijn zoon Gideon Thomas Bätz voegt een Dulciaan 8’ toe.
– 1827. De Gebr. Bätz wijzigen de middentoonstemming in een gelijkzwevende temperatuur.
– 1850. C.F.A. Naber vervangt de Mixtuur door een Viola di Gamba 8’. Het in het front geplaatste deel van het dubbelkoor van de Prestant 8’ wordt stom gemaakt, de binnenpijpen worden verwijderd. Vermoedelijk wordt ook de stemtoonhoogte gewijzigd.
– 1873. De Fa. J. Bätz & Co (C.G.F. en J.F. Witte) voegt een tweede klavier (Positief) met 3 registers toe, geplaatst in een aparte kast achter het orgel.
– 1926. De firma J. de Koff & Zn vervangt de Flageolet 1’door een Voix Celeste 8’.
– 1973. Partiële restauratie door de orgelmakers Fama & Raadgever.
– 1988/1993. Herstelwerkzaamheden door de orgelmaker A.H. de Graaf. De Voix Celeste wordt vervangen door een Flageolet 1 ½’.

Bij de thans voltooide restauratie is de toestand-1873 hersteld. De orgelkasten werden herschilderd in de bestaande kleurstelling (1873) door Gerard de Jongh. Daarbij kwamen, na het voorzichtig verwijderen van de registerschildjes uit 1873 de originele, op de kast geschilderde registeropschriften tevoorschijn en gedocumenteerd. De Witte-schildjes zijn vervolgens weer aangebracht op een dunne houten plaat, zodat de Bätz-opschriften toegankelijk blijven.

Screen Shot 2016-11-25 at 15.40.43

Enkele registeropschriften uit 1766

Publicatie

In 2017 werd het onderzoek naar het orgel van de Lutherse Kerk Amersfoort gepubliceerd. In 2020 presenteerde organist Cees-Willem van Vliet een CD-opname met de Goldberg-variaties van J.S. Bach, gespeeld in de Lutherse Kerk Amersfoort.

In onderstaande video is het orgel te beluisteren, bespeeld door vaste organist Cees-Willem van Vliet:

Op 19 november jongstleden is het Adema-orgel van de Lutherkerk in Bodegraven na een deelrestauratie weer in gebruik genomen. Het betrof de tweede fase van een integrale restauratie door de orgelmakers Gebr. van Vulpen (Utrecht). In 2000 waren in een eerste fase reeds de orgelkast, de manuaalwindladen, het pijpwerk en de klankgeving hersteld. Daarbij werd ook de orgelkast herschilderd, in een lichte eiken-imitatie.
Thans is de baslade van de Subbas/Bourdon 16’-combinatie hersteld, is de magazijnbalg opnieuw beleerd, is een nieuwe windmotor geïnstalleerd, zijn de mechanieken gerestaureerd en is de intonatie van de Hobo 8’ geoptimaliseerd. Adviseur was Peter van Dijk.

Het orgel is in 1876 gebouwd door de firma Adema (Amsterdam/Franeker). Het omvatte toen 11 registers op twee manualen; het pedaal was aangehangen. Op het Hoofdwerk bleven twee registers (Bourdon 16’ discant en Trompet 8’) gereserveerd. Bij een restauratie door de firma G. van Leeuwen (Leiderdorp) in 1948 werden de open plaatsen ingevuld met een doorlopende Bourdon 16’ (in de bas op een nieuwe, aparte kegellade geplaatst, in combinatie met een pedaalsubbas) en een Hobo 8’. Op het Nevenwerk werden de Holpijp 8’ en de Piccolo 2’ vervangen door respectievelijk een Voix Celeste 8’ (vanaf c) en een Nasard 2 2/3’. Tevens werd toen de intonatie gewijzigd.

In 2000 en 2016 is de in 1948 gecreëerde dispositie gehandhaafd. Het is de bedoeling om in de nog openstaande (derde) fase de Voix Celeste te vervangen door een reconstructie van de Piccolo 2’.
De huidige dispositie:

IJsselmuiden, 12 februari 2016

Op vrijdag 12 februari a.s. wordt het Verhofstadt-orgel van de Dorpskerk in IJsselmuiden weer in gebruik genomen na restauratie door de orgelmakers Gebr. van Vulpen te Utrecht. Aanvang 14.30 uur, adres Dorpsweg 53. Iedereen is van harte welkom, toegang is gratis.

Het orgel kent een bewogen geschiedenis waarin het zowel uiterlijk als wat het binnenwerk betreft diverse transformaties heeft ondergaan. Adviseur Peter van Dijk maakte op basis van uitgebreid onderzoek een plan waarin de bewaard gebleven orgeldelen uit de periode 1638-1882 en bruikbaar later materiaal (1946 en 1968) zijn gehandhaafd. Vanaf de planvorming was Wim Diepenhorst namens de RCE bij het project betrokken.

 

Historisch overzicht

– In 1638 kocht de Lutherse gemeente te Utrecht een klein pijporgel bij – de ons helaas verder onbekende – Johan Gerritz te Amsterdam.

– Matthijs Verhofstadt (Gemert) bouwde in 1716/17 een nieuw orgel voor de Lutherse Kerk. Het was een geschenk van gemeentelid Barend van Bekom. Deze financierde aanvankelijk een viervoets eenmanuaals orgel, waarbij gebruik werd gemaakt van pijpwerk uit het in 1638 aangeschafte instrument. Het werd op 17 januari 1717 in gebruik genomen. De gulle gever verstrekte vervolgens nog een aanvullende opdracht: het toevoegen van beeldhouwwerk en van een onderpositief met 5 registers, opgesteld achter de snijwerkpanelen in de onderkast. Het orgel werd aldus op 10 juli 1717 voltooid.

– Met een gift van de weduwe Van Bekom werd in 1732 door Albertus van Os (Utrecht) de toetsomvang van het aangehangen pedaal vergroot, alsmede een manuaalkoppeling en een “bijzondere stem” (naar alle waarschijnlijkheid een tremulant) toegevoegd.

– Vervolgens was het orgel bij achtereenvolgens drie generaties Bätz en twee generaties Witte in onderhoud; zij waren allen leden van de Utrechtse Lutherse gemeente. In 1745 plaatste Johann Heinrich Hartman Bätz (Utrecht) het orgel over naar het nieuwe kerkgebouw van de Utrechtse Lutherse Gemeente. In 1807 (Gideon Thomas Bätz) en 1825 (Jonathan Bätz) vonden kleine wijzigingen plaats.

– In 1880 bouwt de Fa. J. Bätz & Co een nieuw orgel voor de Lutherse Kerk. Het Verhofstadt-orgel wordt verkocht aan Zwier van Dijk (Kampen). Deze moderniseert het Verhofstadt-orgel en vergroot het viervoets- tot een zesvoets-concept. Om plaats te scheppen voor toe te voegen groot pijpwerk verbreedt Van Dijk het front met zijtorens en tussenvelden; voorts vervangt hij het paneelwerk in de onderkast door pijpvelden. Diverse Verhofstadt- en Bätz-registers ‘sneuvelen’ ten gunste van grondregisters, maar de Verhofstadt-windladen en de Bätz-klaviatuur worden gehandhaafd. Na een kort ‘verblijf’ in Genemuiden verhuist het instrument in 1885 naar de Dorpskerk in IJsselmuiden.

– De firma J.C. Sanders & Zn (Utrecht) voert in de jaren 1942-46 een ingrijpende verbouwing uit, waarbij de dispositie andermaal wordt gewijzigd en de technische aanleg vrijwel geheel wordt vernieuwd. Sanders creëert een opstelling met een hoofdwerk, een daarachter opgesteld zwelwerk en zijkantbespeling. De hoofdwerkwindlade en het meeste pijpwerk worden gehandhaafd.

– In 1967/68 wordt het orgel nogmaals geheel verbouwd. Op dat moment was er nog niets bekend over de orgelgeschiedenis van vóór 1880. De Fa. L. Verschueren c.v. (Heythuysen) brengt op grond van sporen in de orgelkast weer een hoofdwerk-onderpositief-opstelling en achterkantbespeling aan, met een vrij pedaal achter de zijtorens alsmede compleet nieuwe mechanieken, windvoorziening en speeltafel. Het onderpositief krijgt een nieuwe windlade en de dispositie wordt naar toenmalige principes herzien. Het middendeel (in casu het Verhofstadt-deel) van de orgelkast wordt qua diepte gereduceerd tot die van 1717. Dit had tot gevolg dat het pijpwerk zeer krap moest worden opgesteld en niet goed bereikbaar was voor stem- en onderhoudswerkzaamheden. Die situatie werd nog verslechterd door dispositie-wijzigingen in 1982 (Fa. Hendriksen & Reitsma, Nunspeet). Om meer klankdraagkracht te scheppen werd toen de Koraal 4′ (1968) van het Pedaal vervangen door een Fagot 16′ (met trechtervormige bekers); de Koraal 4′ werd als Prestant 8′ (vanaf c) geplaatst op een aan de hoofdwerkwindlade toegevoegde kantsleep.

 

Restauratie

– Toen in 2009 groot onderhoud noodzakelijk bleek, werd duidelijk dat het toenmalige concept niet kon worden gehandhaafd, zowel vanwege de onaanvaardbaar slechte toegankelijkheid van het orgelinterieur (stemschade!) als omwille van de (klank)technische ‘spagaat’ tussen 18e en 20e eeuwse orgeldelen. Voorafgaande aan de restauratie werd het pijpwerk geïnventariseerd door Peter van Dijk, Wim Diepenhorst (RCE) en Jaap Jan Steensma. De keuze van een restauratie-concept was echter niet eenvoudig. Uit oogpunt van monumentenzorg diende uiteraard het front in zijn in 1882 gecreëerde gedaante met de zesvoets zijtorens te worden gehandhaafd. Het verwijderen van Bätz-pijpwerk ten gunste van met vraagtekens omgeven Verhofstadt-reconstructies was evenmin denkbaar. Een reconstructie van het viervoets concept-1717 met aangehangen pedaal zou sowieso voor de gemeentezangbegeleiding in de in 1912 sterk vergrote IJsselmuidense dorpskerk niet toereikend zijn. Van het concept-1882 was in materiële zin weinig bewaard gebleven.

Gekozen is voor een concept waarin Verhofstadt het uitgangspunt was (windvoorziening met twee spaanbalgen en diverse in ere herstelde registers), aangevuld met Bätz-elementen (klaviatuur en enkele registers) en met een geheel nieuw opgezet vrij pedaal (met de Van Dijk-Bourdon 16′). Door de afmetingen van de orgelkast terug te brengen tot de maatvoering van 1946 kon er voldoende ‘inwendige’ ruimte worden geschapen. De Prestant 8′ van Van Dijk werd aangevuld met binnenpijpen C-Fis en als volledig achtvoets register het hoofdwerk geplaatst, gevoed vanuit de kantsleep van 1982.

Het herstel van het schilderwerk aan de frontzijde en het herschilderen van de rest van de orgelkast (met ‘klassieke’ olieverf) werd verzorgd door de Fa. Wolters & Ovink (Deventer).

 

Technische gegevens

De bestaande stemtoonhoogte (a=440 Hz) en de evenredig zwevende stemming zijn gehandhaafd. De winddruk is proefondervindelijk op 69 mm. bepaald.

De dispositie, met een pijpwerkdatering in grote lijnen:

Screen Shot 2016-01-29 at 02.19.21

Waspik, Zaterdag 30 mei 2015, 14.30 uur

DSC_0034

Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de restauratie van het Mattheus de Crane-orgel (1767) in de Hervormde Kerk te Waspik.

Dit orgel bleef materieel bijzonder gaaf bewaard, zij het dat bij herstellingen in de 20e eeuw de oorspronkelijke windvoorziening, een deel van de mechanieken en één register verloren gingen.

Bij de restauratie, uitgevoerd door de orgelmaker J.C. van Rossum (andel) is de toestand van 1767 hersteld. De oorspronkelijke kleurstelling van de orgelkast werd hersteld door de restauratieschilder Gerard de Jongh (Waardenburg). Adviseur bij de restauratie was Peter van Dijk (Utrecht), in samenwerking met Wim Diepenhorst (namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

Het resultaat van de werkzaamheden wordt gepresenteerd op

zaterdag 30 mei 2015 om 14.30 uur

Wim Diepenhorst zal de verschillende klankkleuren van het orgel laten horen in improvisaties en Peter van Dijk speelt 18e eeuwse Nederlandse, Duitse, Franse en Italiaanse composities.

Het adres van de kerk is: Raadhuisstraat 17, 5165 CH Waspik. Er is voldoende parkeergelegenheid op het marktplein naast de kerk.

 

Update (2021)

Een uitgebreid verslag over de restauratie werd in 2017 gepubliceerd.

Organist Reinier Korver portretteerde het orgel in het kader van zijn Brabants Orgelproject: